Het is gek, als je iemand op televisie zijn dood hoort aankondigen. Met meevoelende gezichten op de achtergrond vertelt René Gude tijdens een aflevering van De Wereld Draait Door aan Matthijs van Nieuwkerk over zijn situatie. De vrolijkheid van de Denker des Vaderland tijdens de minuten daarvoor, waarin hij vertelde over zijn humeurmanagement, verdwijnt op slag. Zijn stem breekt bij het antwoorden van een dagelijks gestelde vraag: ‘Hoe gaat het nu met je?’

Misschien was het ook gek voor Gude, om niet enkel uitgenodigd worden voor zijn kennis van filosofie. Hij zat aan tafels voor camera’s om te vertellen over zijn gevecht met het leven – of de dood. Al zou het gevecht met de dood volgens hem niet kunnen bestaan, overtuigd van Epicurus’ theorie over de dood: “Als wij er zijn, is de dood niet, en als de dood er is, zijn wij niet.”

Er niet meer zijn eindigt met wat we voor het laatst hebben gezegd. Er lijken inmiddels twee soorten ‘laatste woorden’ te bestaan. De woorden die je als laatste sprak en de woorden die je als laatst de wereld instuurde via Twitter of een ander sociaal medium. “Zet ‘m op Marli, spring ertussen. Dat gaat goed zo!” – 12.48u op 13 maart 2015. Een laatste middag met vrolijke aanmoediging, over humeurmanagement gesproken, daar heeft het bij Gude niet aan ontbroken.

Het is verwonderlijk, hoe er in vierentwintig uur een intense band kan ontstaan. ‘Hopelijk tot snel,’ begroette Gude Theo Maassen nadat zij samen de nacht hadden doorgebracht in de 24 uur met…-studio. De eerste ontmoeting leek wat ongemakkelijk, maar het lukte Maassen om al na negen minuten op een natuurlijke manier over de afwezigheid van Gudes rechterbeen te beginnen. Na tien minuten hadden ze het over kanker.

Een etmaal kan verbazingwekkend dynamisch zijn. Onder invloed van zuur-bittere paddo’s valt er een stilte. Gude geniet zichtbaar en ook Maassen durft zich over te geven aan de stilte. Eerder spraken ze over Gudes kijk op de wereld, waarin hij als bedreven filosoof mooie monologen opvoert. Bedachtzaam maar niet beheerst. Onderbouwd maar niet ongezouten. Gude leert ons kennis maken met eerder bedachte theorieën want nieuw is niet altijd beter. Nieuw doet soms zelfs afbreuk aan wat er al is.

De volgende morgen blijkt er sprake van diepgewortelde woede: ‘Hoe hebben we onszelf toegestaan zo godsgruwelijk onaardig te worden?’ Naar aanleiding van ongenuanceerde uitspraken, in dit geval noemt hij er eentje van Kees van Kooten, lukt het Gude niet meer zijn humeur te managen. Gelukkig maar, want de emotie stond hem goed en zijn boosheid wist hij zorgvuldig te onderbouwen. Waarom zijn we eigenlijk zo ontevreden?

In Boeken, het programma waarin Wim Brands schrijvers interviewt naar aanleiding van een van hun boeken, wordt wederom de negatie besproken. Het positieve van het negatieve zien en kennen, dat lijkt Gude in zijn hele leven bereikt te willen hebben. Je mag best klagen, maar alleen als je weet dat je dat doet. Je mag best negatief roddelen, maar wees je er bewust van. En hij mocht ons daarin adviseren, erkennende dat ook hij tijdens dinertjes vervelende dingen zei over andere mensen.

Het belletje met het haantje erop nam hij mee naar zowel van Nieuwkerk, Maassen en Brands. Dat belletje rinkelde wanneer er ‘per ongeluk’ een negatief woord gesproken werd. Het werd aangeduid, bij de naam genoemd en ontleed: waar diende deze negatieve toon toe? Eerst erkennen wat er is, dan pas vinden wat je vindt. We erkennen dat Gude het belletje niet zelf meer zal rinkelen dus mogen nu zelf vinden of wij dat voor hem doen.