‘Neem een kat!’ zegt mijn date tijdens onze eerste avond samen in de kroeg.
Sinds drie maanden woon ik op mezelf, in een appartement met drie slaapkamers, een veel te grote woonkamer voor mij alleen en een parttime huisgenoot op de werkdagen. Een konijn had ik wel al overwogen. Waar het hokje moest komen was het vraagstuk waar ik geen antwoord op kon vinden.

Een kat. Zo’n poezebeest wat achter zijn eigen staart aanrent. Een geval wat een stinkende kattenbak met zich meebrengt. Want op één hoog wordt het een binnenkat. Of met een speciale ladder van balkon de tuin in. Misschien iets voor later. Een kat. Eerst nog een kitten. Met in verhouding te grote oren, te grote ogen en een wankele motoriek. Een kijkje op Marktplaats is het proberen waard. En kijken is niet kopen, toch?

Die parttime huisgenoot moest wel even worden ingelicht. Want hij zegt al zijn leven lang allergisch te zijn. Over die allergie bleek wel te praten, want een kitten in huis is toch wel heel erg schattig. Toen ik vertelde bij een katje te gaan kijken zei hij terecht: ‘Je weet het, hè: katje kijken is katje kopen.’

Dus nu, vier dagen later, is de luie stoel in de hoek ingepikt. Mijn benen worden aangezien voor uitdagende attractie, en tenen met rode nagellak zijn gevaarlijk: die moeten aangevallen worden! Ik draag nu dus maar sokken, voor mijn voeten straks bekrast en bebloed zijn. Naast een parttime huisgenoot, is er nu eentje fulltime bij me komen wonen. Zijn naam luidt Teun.

Daartegenover staat dat ik na vijf minuten op de luie stoel een warm pluizebeest op mijn schoot heb liggen knorren. De voorspelling van het vorige baasje, dat ik ‘m de eerste dagen verstopt in een hoekje zou hebben, is niet uitgekomen. Zijn eigen staart en schaduw zijn veel te interessant om stil te zitten. En zodra de woonkamerdeur achter mij dichtgaat, begint hij te mauwen. Verstoppen is slechts een leuk spelletje als hij daarna met een verrassingsaanval op mijn voeten afvliegt.

Een kat. Ik hield niet van katten. Een beetje zoals mensen ‘niet van buitenlanders houden, maar wel van die ene, want die is zó aardig.’ Ik hield niet van katten, maar ik hou nu wel van mijn rood/witte katerkitten wat als een gek door mijn woonkamer sjeest. Of ’s ochtends heel stiekem even bij mij in bed mag komen knorren. Tussen mij en m’n date in.